"Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. (Romenen 3:25a)
De enige weg waardoor behoud mogelijk is, heeft God Zelf aangewezen. We zagen gisteren al dat dit buiten de wet om gebeurde. De wet is een onbegaanbare weg voor de gerechtigheid. En we missen door de zonde Gods heerlijkheid. Paulus zegt daar niet dat wij voorbijgaan aan Gods heerlijkheid, maar door de zonde missen wij het dat wij Gods heerlijkheid dragen. En om toch de heerlijkheid van God te dragen heeft God een weg van verzoening gegeven in Jezus Christus. Hij is door God openlijk aangewezen.
Het is opmerkelijk dat Paulus hier ineens spreekt over het geloof in Zijn bloed. Dit wijst vooral en in de eerste plaats op de verzoening die Jezus heeft gebracht. Door de verzoening wordt Gods heerlijkheid weer zichtbaar in ons. En tegelijk beseffen we vaak maar erg moeizaam op welke manier dat het bloed van Jezus dit doet. Het gaat hier bij Paulus nu eerst over de verzoening die er is omdat Jezus Zijn bloed heeft gegeven. Het is opmerkelijk dat in de offerdienst letterlijk het bloed moest vloeien. Al het bloed moest worden opgevangen. Dat bloed was bij de verzoeningsoffers van enorm belang. Daar zat het leven in. En wat moest er met het bloed gebeuren? De hogepriester moest op de grote verzoendag het bloed zeven keer sprenkelen op het verzoendeksel van de ark. Dat heeft te maken met de verzoening die God aanvaarde. Maar hij moest ook zeven keer het bloed sprenkelen op de grond. Dat wijst op het doel dat verzoend moest worden.
Het is niet vreemd als we dan beseffen dat Jezus, toen het laatste deel van Zijn leven begon Hij precies zeven keer heeft gebloed vanaf het gezweette bloed in Getsemane tot de speer in Zijn zijde aan het kruis. Hij bracht Zijn bloed aan de ene kant de hemelen door tot voor Gods troon. Maar aan de andere kant stortte Hij zeven keer Zijn bloed op de aarde. En de aarde, waar de hogepriester het bloed zeven maal op moest sprenkelen is de aarde waaruit wij als mensen zijn gevormd. Door de zonde is de hele aarde (Hebreeuws: adama) vervloekt. En wij (Hebreeuws voor mens: adam) zijn uit deze aarde genomen. Alles is door de zonde vervloekt en daarom moest de hogepriester de aarde met bloed besprenkelen. Het doel van de verzoening werd hiermee duidelijk.
Geloven in Jezus die zonder zonde stierf is ongeveer wat wij als de redding van ons zien, maar Paulus laat hier duidelijk zien dat onze redding plaatsvindt doordat Jezus Zijn bloed heeft gestort. Daardoor is Hij de aangewezene door God, als middel tot verzoening. De volmaakte mens en Zoon van God, Jezus, stortte Zijn bloed tot verzoening op de aarde. En dat begon toen Hij de beker van de zonde van de wereld zag en het eindigde op de zevende bloedstorting waarmee Zijn dood een feit was geworden. En door het geloof in dit bloed van Jezus, is onze verzoening helemaal zeker. De profetie van de sprenkeling van het bloed van het offerdier op Grote Verzoendag is vervuld toen Jezus leeggebloed was op de adama van Golgotha.
Gebed: Jezus, U bloed dat reinigt mij, U liet Uw bloed op de aarde vallen waaruit ik ben opgekomen. En daarmee heeft U mij verzoend met Uw Vader. Dank U Jezus!