"En zij hadden een koning over zich, de engel van de afgrond. Zijn naam s in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon." (Openbaring 9:11)
Vier engelen hebben hun bazuinen laten horen en de natuur heeft van alles laten zien. Maar nadat er een andere engel, zonder bazuin, heeft uitgeroepen dat er drie weeën zullen komen die verschrikkelijk zullen zijn, komt er een vijfde engel met zijn bazuin en ook hij blaast erop. En wat er dan gebeurt gaat ons voorstellingsvermogen bijna te boven. Er valt dan een ster uit de hemel, die krijgt de sleutel van de put van de afgrond. En wat er dan allemaal gebeurt, is afschrikwekkend, maar ook geruststellend.
Het is de vraag wie dat deze ster is. Je kunt er zo goed als zeker van zijn dat deze symbool staat voor satan, die als een lichtende ster uit de hemel is gevallen. Hij opent de put uit de afgrond. En op het moment dat dit gebeurt komt er allemaal rook uit die put en uit die rook komen sprinkhanen te voorschijn. Deze sprinkhanen zijn geen echte sprinkhanen die de gewassen op aarde opeten. Deze sprinkhanen staan symbool voor demonen die uit die put van de afgrond omhoog komen en over de aarde zich verspreiden.
Er staat in vers 11 dat deze sprinkhanen ook een koning hebben. Hieruit blijkt ook dat dit geen gewone sprinkhanen zijn, want sprinkhanen hebben geen koning. En de naam van deze koning zegt ook direct alles over hun aard. De naam van deze koning is Apollyon. Hij is de Dood zelf. Dat is de betekenis van zijn naam. Hij is de overste van het rijk van de dood. En dit verschrikkelijke leger krijgt de macht op aarde. De beschrijven van deze demonen zijn verschrikkelijk, en ze gaan zo pijnigend over de wereld dat degenen die gebeten worden door deze beesten, de dood zelfs gaan zoeken. De mensen zullen in die tijd zoeken om te kunnen sterven, maar het zal niet kunnen. Het is een voorproef op de hel die al onze bevattingen te boven gaat.
Wat een tijd zal dit zijn waar satan met zijn demonen op zo'n verschrikkelijke manier tekeer kunnen gaan. Maar er staat in dit hoofdstuk wel iets dat ook opvalt. Te midden van deze demonische verschrikkingen geeft God wel de grens aan. Het is onmogelijk dat ze iets kunnen doen bij degenen die het zegel van God op hun voorhoofd hebben ontvangen. De gelovigen zijn niet te pijnigen, zelfs niet in deze verschrikkelijke tijd. Het lijkt er zelfs op dat het op dit moment de omgekeerde wereld is, waar satan nu vaak tekeer gaat tegen Gods kerk, lijkt hij dat hier niet te mogen doen.
Satan is totaal destructief, hij wil alleen maar kapot maken en het lijkt soms nog te lukken ook. Het zal een wee zijn dat over de aarde gaat die verschrikkelijk is, maar de verzegelden zullen niet aangetast kunnen worden en de wereld zal door dit wee heen klaargemaakt worden voor een nieuwe geboorte. Uiteindelijk zal satan zover alles vernietigen, dat hij zijn doel voorbij zal schieten en hij uiteindelijk zijn eigen graf graaft.
Gebed: Jezus, dank U wel dat U mij beschermt in deze tijd. Ik ben mij bewust van satans tegenwoordigheid, maar U hebt hem aan banden gelegd, al is hij verschrikkelijk, U beschermt mij, meer dan dat ik mij kan voorstellen.