"Laat Hij mij kussen met de kussen van Zijn mond, want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn." (Lezen: Hooglied 1:1-7)
We gaan beginnen aan een uitdaging. Vanaf het moment dat ik met deze overdenkingen begon was voor mij al duidelijk dat ik in de adventstijd na zou willen denken over het boek Hooglied. En voor de goede tellers onder ons, het is inderdaad nog een week te vroeg voor advent. Maar omdat ik op de dag voor Kerst het hele boek Hooglied overdacht wil hebben, moeten we nu beginnen. Ik zou zeggen: Advent 2014, een tijd van verlangen naar de Bruiloft van het Lam. Advent is verwachten, maar wij verwachten niet Jezus zoals we die met kerst gedenken, maar wij verwachten Jezus, met eer en heerlijkheid gekroond. En vanuit die verwachting lezen we het boek Hooglied. En tegelijk horen we ook Israëls verlangen naar de Messias. Voor het overzicht wil ik je vragen vooraf telkens de verzen te lezen zoals deze bovenaan genoemd zijn.
De letterlijke vertaling van de eerste woorden van die boek, is niet het ene woord Hooglied, maar letterlijk staat er "Lied der liederen". Het is het lied, dat elk ander lied overtreft. En natuurlijk schreef Salomo dit ook vanuit zijn eigen oogpunt, maar de lijnen naar de grote Bruidegom Jezus Christus zijn onwaarschijnlijk duidelijk. Het boek begint met een meisje dat werkelijk smoorverliefd is geworden op de koning. En daar heeft ze eigenlijk maar weinig aan, zouden we zeggen, want welke blanke koning in die tijd zou iets zien in een zwart meisje. Ze was zwart en uitgestoten uit haar familie. Waarschijnlijk vanwege haar huidskleur. Ze hoorde er eigenlijk niet bij en juist zij wordt verliefd op de koning. En ze verlangt naar een kus van de koning, niet om de kus, niet om het seksuele contact, maar omdat de liefde van de koning uitnemender is dan wijn.
Het beeld van elke gelovige die verlangt naar de ontmoeting en de omgang met Jezus. En wat zegt dit meisje over zichzelf? Ja, ze is zwart, ze weet dat dit niet de kleur is die het moet zijn. Nieuw Testamentisch zou je kunnen zeggen: we doen nog steeds zonden, ondanks dat we Jezus liefhebben. Maar ze zegt er achteraan: Maar ik ben bekoorlijk. Die woorden moet je gewoon eens herkauwen, want dat is het geloof. Zeker, ik doe nog zonden, maar ik weet dat ik bekoorlijk ben voor Jezus! Als Jezus mij ziet, dan zal Zijn hart naar mij verlangen. In dat laatste zit haar werkelijke identiteit waardoor ze verder durft te gaan met verlangen.
Voordat het Kerst wordt, hebben we eerst nog Adventstijd, verwachtingstijd. Tijd die de vroege kerk gebruikte om stil te staan bij de verwachting van de wederkomt, de verwachting van de Bruiloft van Jezus met Zijn gelovigen. Laten we de komende weken verlangen, ons uitstrekken naar Jezus komst op de wolken. En als je in Hem gelooft, spreek het uit, zeg het na: U, Die ik innig liefheb, waar bent U en waar blijft U. En tot die tijd dat Hij komt, verlangen we naar Zijn woorden van liefde, van genegenheid. Woorden waarin Hij ons bevestigd van Zijn liefde voor ons.
Gebed: Mijn Liefste, ik zie er niet uit in mijn eigen ogen, maar ik ben in Uw ogen bekoorlijk, dat geloof ik, dat weet ik. U kijkt naar mij zoals ik in U ben, ik verlang naar U. Jezus... Jezus... Jezus...