"Om deze reden ben ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus, voor u, die heidenen bent." (Efeze 3:1)
Je zou, als je begint met hoofdstuk 3 van de brief van Efeze de vraag kunnen stellen: "Wil jij een gevangene zijn van Jezus Christus." Wellicht stel je dan de vraag wat daarmee bedoelt wordt. Diezelfde vraag zouden we ook aan Paulus kunnen stellen in hoofdstuk 3. Want wat bedoelt Paulus met deze eerste woorden? Op het eerste gezicht lijkt het toch wel duidelijk als we er over nadenken. Want hij is de gevangene van Jezus Christus, staat er. Daarmee is hij dan geen letterlijke gevangene. Of toch wel?
Het vreemde is dat men op basis van onder andere deze tekst er vanuit is gegaan dat Paulus deze brief vanuit de gevangenis heeft geschreven. Waarschijnlijk klopt dit ook werkelijk, maar hij zegt op deze manier alleen niet dat hij in de gevangenis zit, maar dat hij de gevangene van Jezus is. Hij gebruikt hier niet het woord 'doulos' wat we met 'slaaf' vertalen. Toch is het vreemd, want als je dit letterlijk neemt, zou de relatie met Jezus geen vrijheid betekenen, maar gevangenschap. Je kunt je afvragen of dat een Bijbelse lijn is.
Het is opmerkelijk dat er in het Grieks is anders staat. Het lastige is in het Grieks dat dit eigenlijk ook weer niet te vertalen is. Het hoofdwerkwoord in de zin ontbreekt in ieder geval en in onze vertaling staat het woord 'van' op de plaats waar in het Grieks het lidwoord 'de' staat. Het is dus een hele lastige zinsconstructie. En het lijkt wel alsof Paulus de zin pas afmaakt in vers 14. En alles wat er tussen staat blijkt niets met vers 1 te maken te hebben. Het werkwoord dat dan behoord bij deze eerste zin is dat van 'buigen'. Dan zegt Paulus: Daarom ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus, voor u die heidenen bent, buig mijn knieën voor de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.
Waar gaat het dan uiteindelijk om in deze tekst? Niet om het gevangenschap, hoezeer dat ook wel een rol speelt, maar Paulus' belangrijkste drijfveer is dat het Evangelie naar de heidenen is gegaan zoals hij in hoofdstuk 2 heeft uitgewerkt en daarom buigt hij zijn knieën voor God. Het gaat hem er niet om dat hij een gevangene is geworden vanwege het Evangelie dat hij bij de heidenen heeft gebracht, of dat nu letterlijke of geestelijke gevangenschap is, maar het gaat hem erom dat hij vanwege het Evangelie bidt tot God dat het Evangelie onder de heidenen ook zijn kracht zal doen. Hij buigt zijn knieën voor de heidenen vanwege het Evangelie dat ook hen ten deel is gevallen.
Dan valt er wel een ander licht over het geheel van deze tekst. En dan komt naar ons de vraag toe, niet of we een gevangene willen zijn, maar of we willen bidden tot God voor elke heiden om ons heen omdat we weten dat het Evangelie reddend voor elke heiden aanwezig is. Dan zijn we niet bezig met gevangenschap, maar met de heidenen waar het Evangelie voor bestemd is. En misschien was dit in een kerker voor Paulus. Dat maakt het dan alleen nog maar groter. Het verlangen dat ook heidenen onderdeel zullen zijn van dat grote gebouw van God, maakt dat hij zijn knieën buigt voor hen.
Gebed: Vader, ondanks alle omstandigheden, wil ik bidden voor alle heidenen om mij heen, alleen die U nog niet kennen, maak hen stenen in Uw grote gebouw van redding.