"Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven, en als iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. Wij zijn echter geen mensen die zich onttrekken en daardoor naar het verderf gaan, maar mensen die geloven, tot behoud van hun ziel" (Hebreeën 10:38 en 39)
De tekst van vandaag is een uiterst vreemde tekst. Dat lijkt niet zo. Het lijkt alsof hier gewoon een mooie waarheid staat over ons. Het lijkt of hier staat dat de rechtvaardige eigenlijk vanzelfsprekend uit het geloof zal leven. Het lastige van deze tekst is dat deze een aanhaling is uit het Oude Testament, uit Habakuk 2:4. Vers 37 van ons hoofdstuk uit de Hebreeënbrief spreekt over de komst van Jezus. En richting die komst zal de rechtvaardige uit het geloof leven en degenen die verloren gaan niet. Het vreemde is dat dit citaat vanuit Habakuk, over dat de rechtvaardige uit zijn geloof zal leven, geen betrekking heeft op de gelovige, maar ook Degene Die komen zal. Daar gaat het over Jezus als de Rechtvaardige Die uit Zijn geloof zal leven. Het gaat daar niet over 'het' geloof, maar over 'Zijn' geloof.
Het lijkt alsof de tekst in Hebreeën in ieder geval betrokken wordt op degenen die geloven. Waardoor worden we nu eigenlijk gered? Waarom zou Jezus uit geloof moeten leven, als we de tekst uit Habakuk lezen? Eén ding is zeker, wij worden niet behouden door het geloof. Het geloof is niet meer dan de hand, die de genade aanneemt. Het geloof doet niets anders dan aannemen wat God zegt. Zonder geloof gaan we dus verloren omdat we de genade niet aannemen. Maar er is genade voor nodig om behouden te kunnen worden.
Het geloof van de Messias was niet het geloof in de vergeving van Zijn zonden, want die zou Hij niet hebben. Toch zal de Rechtvaardige uit Zijn geloof leven. Dat kan niet anders zijn dan dat Hij leefde uit het geloof dat alles volbracht zou worden door Zijn lijden en sterven. Hij wist het, dat geloofde Hij! Hij geloofde dat Zijn Vader Hem weer in genade zou aannemen en met die vrijmoedigheid ging Hij het lijden in.
Hier in Hebreeën gaat het niet in de eerste plaats om het geloof in de vergeving van zonden, waardoor de rechtvaardige gelovige de genade aanneemt. Het gaat hier om de vrijmoedigheid om te naderen tot God door Jezus. En door dat geloof, dat we vrijmoedigheid hebben om te naderen, zullen we leven. Nee, degenen die niet met die vrijmoedigheid tot God gaan, zullen omkomen. Ongelovigen die blijven volharden dat vrijmoedigheid tot God niet kan omdat zonden te groot zijn, die gaan verloren. Geloven is niet alleen geloven in vergeving, maar ook geloven dat je vrijmoedigheid mag hebben om tot God te naderen.
Dit is en hele grote stap in volwassenheid. Alle aanklacht is weg, ons geweten is gereinigd en daarom geloven wij dat wij vrijmoedigheid mogen hebben. En het geloof maakt dat we die vrijmoedigheid niet weggooien. De rechtvaardige zal uit het geloof leven dat hij als rechtvaardige toegang heeft tot de troon van God. En dit zijn geen dingen die je kunt zien, maar dit is een vaste grond van de dingen die we hopen.
Gebed: Vader God, ik kom met alle vrijmoedigheid die in mij is, tot U. Ik leef door het geloof dat ik vrijmoedigheid heb om te komen. En ik werp deze vrijmoedigheid nooit meer weg. Ik ben gerechtvaardigd en daarom geloof ik dat mijn vrijmoedigheid U blijdschap geeft.