"Jezus, Die naar de orde van Melchizedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid. Deze Melchizedek was namelijk koning van Salem, een priester van de allerhoogste God." (Hebreeën 6:20b en 7:1a)
Er was ons al voorzegt dat de persoon van Melchizedek een persoon was die moeilijk te begrijpen zou zijn. Om dit te begrijpen is volwassenheid in het geloof dus blijkbaar nodig. Het is ook wel een bijzondere vergelijking die de schrijver maakt. Want laten we bedenken dat het nog steeds om Jezus gaat. We hebben in het eerste hoofdstuk wel gehoord Wie de Zoon is, maar we krijgen nu te horen Wie Jezus is. Niet zozeer als de afspiegeling van God, maar veel meer in Zijn werk voor ons op aarde.
En dat Jezus Priester is, of zelfs Hogepriester is niet iets dat bijzonder opvalt. Want de verzoening van onze zonden, dat weten we wel. Tenminste, dat mag ik toch wel aannemen. Maar Jezus is niet zomaar een hogepriester. Hij is niet zomaar iemand die kwam om iets te verzoenen. En dat was ook onmogelijk geweest. Want wat zouden we aan verzoening hebben terwijl Hij daarmee geen Koninkrijk had aan te bieden? Als Hij alleen Priester was, dan was de relatie met God hersteld, maar hadden we daar niets aan gehad.
Jezus is een ander soort Hogepriester. Hij is een Hogepriester zoals Melchezedek dat was. En het hele voorkomen van Melchizedek tekent Wie Jezus is. Want waar wij de nadruk leggen op de priesterschap en de verzoening, begint de schrijver in zijn vergelijking met iets anders. Melchizedek is namelijk in de eerste plaats de koning van Salem. En letterlijk betekent dit dat hij de koning van de vrede is.
We ontmoeten Melchizedek op het moment dat Abraham de strijd heeft aangebonden met de koningen van Sodom en Gomorra en dat deze koningen zijn neef Lot gevangen hebben genomen. Abraham gaat er dan achteraan en als hij dan op de terugtocht is, dan dreigt hij de koning van Sodom weer tegen te komen die hem halverwege opwacht. En dat terwijl deze koning verloren had. En dan verschijnt ineens Melchizedek op het toneel. Hij is de koning van de vrede en de vijanden van Abraham hebben niets meer te zeggen. Hij zegent Abraham met de overwinning. De belofte van God aan Abraham gaat hier voor het eerst in vervulling dat God hem zou zegenen.
Dit is het eerste beeld dat de schrijver van Jezus geeft. Jezus is gekomen als de Koning van de vrede. De Koning van Salem, het hemelse Jeruzalem. Geen Koning van strijd, van oorlog, maar Hij is naar deze aarde gekomen als de Koning van de vrede. En waar de vijanden hinderlagen leggen, daar verschijnt Jezus en zet Zichzelf ertussen als Koning van de Vrede voor degenen die de belofte van God hebben ontvangen. Aan jou en je nageslacht zal Ik je Mijn zegen geven.
Zo kwam Jezus, niet om de tegenstanders te zegenen, want satan en zonden zullen geen zegen krijgen, maar mensen van de belofte, die krijgen de vrede aangeboden. En waar Jezus ons zegent, daar weet de vijand dat de overwinning rechtmatig geschonken wordt aan degene die gezegend wordt. Want dat deed Melchizedek. En Jezus is daar het volmaakte beeld van.
Gebed: Jezus, wat bent u zo anders dan dat wij kunnen bedenken. U kwam om de vrede te brengen. U bent Koning van mijn vrede.