"Toen Pinehas dat zag, stond hij op..." (Numeri 25:7a)
Als we dit hoofdstuk doorlezen dan zou je denken: hier ga ik verder maar niet over nadenken. Het is wreed, maar ook nog eens erg onbegrijpelijk. Het hoofdstuk begint met de vermelding dat de Israëlieten er met de vrouwen van de Moabieten vandoor gaan en dat deze vrouwen hen koppelen aan de afgod Baäl-Peor. En de gevolgen zijn dat het volk zich neerbuigt voor die goden. En op dat moment ontbrandt de toorn van God tegen Israël. En de gevolgen zijn schrikbarend. Alle gezinshoofden moeten sterven als er in het gezin afgoderij heeft plaatsgevonden. En de rechters krijgen het bevel om deze straf uit te voeren.
Het wordt onder het volk ene grote slachtpartij die niet te stoppen lijkt. Want waarschijnlijk hadden in bijna elke familie er mensen meegedaan aan deze afgodendienst. En wat zou er nog overblijven van het volk als dit door blijft gaan? Maar dan gebeurt er nog iets opmerkelijks. Er komt een man aan die midden in deze slachtpartij een Midianitische vrouw meenam om voor te stellen aan zijn familie. Moet je voorstellen! De ellende was begonnen toen Israël de vrouwen nam van de Moabieten en nu komt deze man met weer een vrouw uit een ander volk. En dat terwijl het oordeel van God nog rondgaat onder het volk. Overal vloeit bloed!
Maar dan staat Pinehas, de kleinzoon van Aäron op. Hij was ondertussen ook priester geworden en hij pakt een speer en gaat, als priester, achter deze man aan. Tot in de slaapkamer toe! En daar doorsteekt hij zowel deze man als die vrouw met zijn speer. Heilige toorn om wat God wordt aangedaan! En dat is het moment dat het oordeel van God stopt. En hoe bloederig deze geschiedenis ook is, er worden ons hier wel een paar dingen duidelijk gemaakt.
In de eerste plaats accepteert God op geen enkele manier afgoderij. En deze afgoderij is nog veel erger dan die met het gouden kalf. Hier wordt God zelfs vervangen door afgoden. Maar wat nog duidelijker wordt is dat op het moment dat vanuit de priesters er opgetreden wordt tegen het onrecht dat God is aangedaan, op dat moment stopt God het oordeel.
En dan moeten we vandaag even niet blijven staan bij deze geschiedenis, maar wel wat wij als kerk, wat jij als christen (en daarmee onderdeel van een Koninklijk priesterdom) doet tegen de afgoderij om je heen? Daar ligt het punt waar het jou en mij om moet gaan. Want God vertoornt Zich over de afgoderij, maar misschien moet je beginnen om een speer te pakken en eerst bij jezelf alle afgoderij maar eens op te ruimen. En als je eerlijk naar jezelf kijkt, weet je heel goed welke afgoderij, alles waar je meer vertrouwen op zet dan op God, in jouw leven een rol spelen. En daarbij, wij hebben op te staan op het moment dat we afgoderij zien. En hoe bang we kunnen zijn, toch moeten opstaan. Juist als kerk hebben we ook hierin een grote taak. En God geeft je dan, net als Pinehas de belofte van Zijn vrede
Gebed: HEER, ook in mijn leven is er afgoderij. Er zijn dingen die ik boven U stel, maar daar reken ik nu mee af en ik wil U als mijn Koning en God aanbidden! En helpt U mij op al die momenten dat ik zie hoe U niet de eer en aanbidding krijgt om werkelijk daar over op te staan.