Thema: Kolossenzen
“Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn.” (Kolossenzen 1:19 en 20 – HSV)
“In Hem heeft heel de volheid willen wonen en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.” (Kolossenzen 1:19 en 20 – NBV21)
Er is nog iets vreemds met die woorden die Paulus schrijft over het wonen van de hele volheid in Jezus. Het heeft de Vader behaagd dat de hele volheid in Hem zou wonen. Waar gaat dit eigenlijk over? Je kunt het snel even invullen met de volheid van God, maar bedoelt Paulus dat? Vooral omdat er nog een zin achteraan komt: ‘En dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou’. Als je even goed de tekst volgt blijkt dus dat de Vader, door Jezus, in Wie de hele volheid woont, alle dingen met Zichzelf wil verzoenen. De Vader wil iets dat Hij door Jezus doet. Dan zou je ook gelijk kunnen zeggen: “Okee, de Vader verlangt dus dat alles met Zichzelf verzoend wordt, dan is dat toch een soort ‘Alverzoening’”? Niet als je nog even verder leest als Paulus schrijft: ‘En nu heeft Hij ook jullie verzoend’. Dat valt dus niet gelijk met de verzoening door Jezus.
Eigenlijk heb je twee vragen die je graag beantwoord zou willen hebben. In de eerste plaats de vraag wat die volheid is en in de tweede plaats de vraag wat ‘alle dingen’ zijn die verzoend zijn. Mede ook omdat de aanvulling daarop is dat het de dingen in de hemel en op aarde zijn. Dan wordt die verzoening van alles en iedereen ineens nog lastiger om vol te houden vanuit deze tekst.
Vers 19 is een hele lastige tekst omdat ‘de Vader’ niet in de tekst staat. ‘Het heeft behaagd dat in Hem al de volheid zou wonen’, staat er eigenlijk. Is God dan de verzwegen persoon die terecht is toegevoegd of gaat het hier over God in Wie alle volheid is? De verschillende uitleggers maken zoveel verschillende keuzes, dat die erbij betrekken het niet makkelijker maakt. Toch, omdat Paulus het over het Hoofd van de gemeente had, is het meest aannemelijke dat het hier over Jezus gaat in Wie de volheid woont en dat God de Vader de verzwegen persoon is. Dan is nog steeds lastig om helder te krijgen om welke volheid het hier gaat die in Jezus woont. Dat lijken dan alle Goddelijke eigenschappen te zijn. Tegelijk neig ik er ook naar om te denken aan de volheid van de verzoening die in God aanwezig is, woont in Jezus, omdat dit het thema is waar het over verder gaat.
Verzoening van alle dingen is immers het doel. Ook weer zo opmerkelijk dat Paulus het hier heeft over de verzoening van alle dingen en niet van alle mensen. Je zou bijna zeggen: “Gelukkig maar, anders klopt het volgende gedeelte ook niet meer”. En ik zeg er dan eigenlijk ook bij: “Gelukkig maar, want je zou zonder te geloven in de verzoening er straks toch door gered kunnen worden, dat lezen we nergens dat Jezus dat zegt”. Waar gaat het dan wel om?
Deze ‘alle dingen’ heeft te maken met alles wat door de zonde kapot is gegaan. Alles in het hele universum dat door de zonde is aangetast wordt opnieuw door God met God verzoend. Dat betekent niet dat demonen verzoend zouden kunnen worden (wat men binnen de leer van de Alverzoening wel gelooft) en ook niet degenen die het aanbod van God genade niet hebben aangenomen. Dat zou tegenstrijdig zijn woorden als dat degenen die Hem niet hebben aangenomen, niet zullen delen in Zijn heerlijkheid. In die verzoening met God hoort wel dat uiteindelijk elke knie zal buigen voor de heerschappij van Jezus, maar daar stopt het wel.
God verzoend als het ware de hele kosmos opnieuw met Zichzelf. Hij kiest ervoor om deze wereld opnieuw te beginnen, niet met nieuwe dingen, maar door het als nieuw te maken. Als je dat allemaal op een rijtje hebt staan, is het God, Die het verlangen heeft om de hele schepping met Zichzelf te verzoenen, door de hele volheid van de verzoening in Jezus te laten wonen, zodat alles wat Jezus deed, voortkwam uit die volheid van dat verlangen. De Mensenzoon Die ook Gods Zoon is, kwam om het verzoende verlangen van God de Vader te volbrengen, terwijl Hij Zelf deelde, als God, in datzelfde verlangen. Wat een enorm bijzondere genade dat God daarbij ook mensen heeft toegevoegd die Hij ook verzoende. Daar schrijft Paulus dan over verder als hij de gemeente hier aanspreekt dat zij eerst hiervan vervreemd waren, maar nu verzoend zijn. Niet onbeperkt, want je moet wel in het geloof blijven, ook dat laat hij gewoon helemaal overeind staan.
Gebed: Heer, Uw plan van verzoening is zo diep en groot en straks denk ik, dat ik nog zal zeggen dat het veel groter is dan dat ik dacht.