"En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten, en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste, en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf. (Openbaring 1:17 en 18)
Toen we de afgelopen tijd nadachten over het hoofdstuk over de opstanding uit de Korinthebrief is er nog iets blijven liggen dat wel zijdelings aan de orde is gekomen, maar waar het goed is om nog wat dieper bij stil te staan. Want met de opstanding van Jezus is er meer gebeurd dan dat alleen de dood is overwonnen en dat er straks een opstanding uit de doden is. De dood en alles wat daarmee samenhangt is namelijk niet een bepaalde staat, maar heeft alles te maken met de geestelijke werkelijkheid om ons heen. De tekst uit Openbaring 1 is daar eigenlijk wel een sleutel toe.
Johannes heeft zijn eerste ontmoeting aan het begin van dat wat Jezus hem wil gaan openbaren van de dingen die nog moeten gebeuren. Maar dat eerste hoofdstuk staat daar los van. De eerste achtien verzen is eigenlijk een opening op het hele Bijbelboek en laat iets zien van de enorme heerlijkheid die Jezus is. Johannes kan op dat moment niet meer op zijn voeten blijven staan en valt als dood neer. Eigenlijk wel opmerkelijk dat Johannes als dood neervalt en Jezus dan zegt: "Ik ben de Levende." Het lijkt iets op het moment dat Jezus gevangen genomen wordt en alle soldaten vallen in ene klap achterover als Jezus zegt: "Ik ben."
Maar dan de woorden die Jezus spreekt zijn wel bijzonder. Jezus zegt dan, nadat Hij Zichzelf heeft voorgesteld als de Levende, Die leeft tot in alle eeuwigheid: "En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf." Meerdere uitleggingen van deze tekst geven aan dat het dodenrijk de ene kant is, maar dat de 'dood' een personificatie is van de dood. En misschien is dit op basis van andere teksten nog te voorzichtig uitgedrukt. Het feit dat Jezus de sleutels heeft van het dodenrijk is voor Johannes in ieder geval een benadering die voor hem niet vanzelfsprekend was.
Het dodenrijk was voor een Israëliet de plaats waar lichaam en ziel verbleef. Denk maar aan Psalm 139, waar David zegt: "Al legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar." Het woord wat de vertalers in het Oude Testament hebben vertaald met 'hel' is niet het vuur en de zwavel zoals we die in het Nieuwe Testament vinden als plaats van pijniging. In het Oude Testament is de 'seool' niet meer dan het rijk waar de doden zijn. Zowel ziel als lichaam zijn in die kerker van de dood opgesloten.
Het was tot de opstanding van Jezus dan ook niet mogelijk dat doden zouden opstaan. Op een enkele uitzondering na, was Jezus Degene die al voor Zijn opstanding drie mensen terugriep uit het dodenrijk. Het dochtertej van Jaïrus, de jongeman uit Naïn en Lazarus. Jezus liet toen Zijn stem al horen in het dodenrijk. Dit is het begin van een fundamentele verandering in de geestelijke wereld van de dood. We gaan morgen verder, om te zien wat er precies is gebeurd.
Gebed: Jezus, Uw macht over het dodenrijk is voor ons al een troost dat wij als gelovigen nooit gevangen kunnen zijn in het dodenrijk. Want U hebt de sleutel!