Jezus stelt de vraag Wie Hij is volgens de mensen. Die vraag is wel heel veilig. Die vraag komt ook nog helemaal niet erg dichtbij en die vraag die kun je eigenlijk ook wel aan iedereen stellen. Ook nu in onze tijd. De meeste mensen zullen wel een opsomming van mogelijkheden gaan geven over wat anderen over Jezus zeggen. De antwoorden van de discipelen zijn dan ook divers. Sommigen denken dat Hij Johannes de Doper is die is opgestaan uit de dood, anderen denken dat Hij Elia is. En zo kun je nog wel even doorgaan, maar eigenlijk is het antwoord op die vraag voor Jezus helemaal niet zo van belang. Het is hooguit een introductievraag. Het gaat Hem om het antwoord op de volgende vraag: “Wie zeg jij nu eigenlijk dat Jezus is?”

Je merkt wel, ik trek deze vraag gelijk maar even door naar jou. Dat is wat Jezus doet, want Jezus is bezig met de planning van Zijn bediening. Hij weet wel dat Hij straks zal gaan lijden en sterven, iets dat de discipelen nog helemaal niet begrijpen, maar Jezus weet wel dat er iets moet gaan gebeuren. Weet je wat er zou gebeuren als Jezus hier niet over zou nadenken? Dan zou Hij straks lijden en sterven, opstaan en naar de hemel gaan, maar is er hier niemand die doorgaat met Zijn werk op aarde. Jezus stelt deze vraag over Wie de discipelen denken dat Hij is, omdat Hij de overdracht van Zijn Koninkrijk wil doen. Hij zorgt er dus voor dat Zijn werk niet gaat stoppen. Dat is een hele andere benadering voor de lijdenstijd, dan wat wij gewend zijn.

Het antwoord op de vraag Wie jij zegt dat Jezus is, is bepalend of Jezus verder kan. En dan is het Petrus die niet weet hoe snel hij moet reageren en als eerste zegt hij: ”U bent de Christus, de Zoon van de levende God”. Letterlijk vertaald moet je dan zeggen: “U bent de gezalfde Zoon van God”. Of nog beter misschien wel gezegd: “U bent gezalfd als de kroonprins van het Koninkrijk van God. Hij zal straks op de troon zitten, gezalfd door God Zelf. En deze woorden van Petrus doen er dus toe, want de reactie van Jezus is heel duidelijk. Hij zegt namelijk: “Jij bent Petrus en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen”.

Hij begint hier niet met de theologie van de Roomse kerk. Daar heeft men er van gemaakt dat Petrus het fundament van de gemeente zal zijn. Als je dat letterlijk neemt, moet je op het graf van Petrus de kerk bouwen en ook met de vervolguitspraak over de sleutels van het Koninkrijk van de hemelen, zou Jezus dan zeggen dat Petrus straks aan de hemelpoort staat. Jezus bedoelt iets anders en wat Jezus bedoelt is enorm bemoedigend voor ons. Hij zegt dat op basis van deze geloofsbelijdenis, die Hij hier ‘de petra’ noemt, de gemeente, de kerk gebouwd zal worden. Petrus is wel de Rotsman, maar zijn belijdenis is het rotsachtige fundament onder de kerk op aarde.

Als je wilt weten op welke manier de kerk kan blijven bestaan, dan moet je beginnen om de woorden van Jezus hier serieus te nemen. Op basis van het geloof dat Jezus de Christus is, daarop ligt er een fundament waardoor de gemeente, de kerk onmogelijk kan verdwijnen. Waar deze belijdenis, waar de erkenning dat Jezus de Koning, de Gezalfde, de Zoon van God, ontbreekt, daar heeft de kerk geen bestaansrecht meer. En dat zie je overal terug. Waar Jezus niet meer wordt erkent als Koning en Heer, daar verdwijnt de kerk, maar waar dit overeind blijft staan, blijft de kerk bestaan. Sterker nog, de poorten van het dodenrijk zullen haar niet in kunnen nemen.

Belijden dat Jezus de Zoon van God is, is gelijk je de belofte van Jezus toe-eigenen. Dan weet je dat je een echt fundament hebt, daar kan zelfs de duisternis niets meer aan veranderen. En dan kan Jezus ook werkelijk Zijn Koninkrijk overdragen. Dan kan er een sleuteloverdracht komen omdat Jezus dan Zijn bediening op onze schouders kan leggen. Die persoonlijke vraag is dus van het grootste belang en samen met iedereen die deze persoonlijke vraag beantwoord zoals Petrus, zullen we de volgende keer zien dat Jezus ons in beweging zet. Dan gaat Hij jou gebruiken voor Zijn werk en krijg je volgende keer de sleutels in handen.

Gebed: Heer, U bent voor mij de Christus, de Zoon van de levende God. U bent mijn Messias, mijn Redder, mijn Koning en mijn Heer!