Toch blijft het vaak wat ongemakkelijk. Ik heb al heel vaak de uitspraak gehoord: Als je in Gods Koninkrijk werkt, moet je vertrouwen dat God zal voorzien. Als jij dan degene bent door wie God wilt laten voorzien, geef jij daar dan ook naar? Ik schrik weleens als je op basis van een gift ergens gaat spreken. Ik kan je zeggen: "De vuilnisman of de loodgieter heeft het vaak beter als het om de inkomsten gaat. Waarom schrijf ik dit? Wil ik meer inkomsten binnen zien te krijgen? Dat is in ieder geval niet mijn eerste insteek, maar wat ik wel graag wil is een bepaalde bewustwording in gelovig Nederland, dat degenen die werken in Gods Koninkrijk ook voorzien moeten worden en dat de kosten die kerkelijke gemeenten maken ook betaald moeten worden.

En nee, ik geloof niet in manipulerende praatjes op het zondagse podium. Absoluut niet! En ook niet in verkapte verdienmodellen dat je meer gezegend wordt als je genoeg geeft. Maar als je gewoon blijft lezen in Nehemia, ontkom ik er niet aan om hier toch een keer wat over te zeggen, want kerk-zijn kost veel! Bedenkt dat de dienst die je komende zondag krijgt, terwijl jij zit te ontvangen, al snel minimaal 6 uur voorbereiding heeft gehad van je voorganger en dan moet de dienst nog geleid worden. Dan hebben we het nog niet over de kosten van gebouwen en andere zaken. Het aparte van het verhaal is dat Nehemia eigenlijk niets voorschrijft. Hij stelt alleen mensen aan over de voorraden voor de offers en de tienden voor de inkomsten van de priesters en de Levieten. Deze mensen werkten niet in een baan die inkomen opleverden, maar ze dienden in de dienst van God. Ik geloof niet dat de Oud-Testamentische tienden de maat zijn waar wij het over moeten hebben. In de eerste plaats werden er van die tienden ook dingen gedaan die nu in ons belastingstelsel zitten. En in de tweede plaats is het Bijbelser om te zeggen dat onze bankrekening niet voor 10% van God is, maar we met alles wat we zijn en hebben van Jezus zijn. En waar kom je dan uit?

Dan kom je uit bij Nehemia 12:44b: 'want er was blijdschap in Juda over de priesters en Levieten die daar in dienst stonden'. Aan de ene kant mag heel duidelijk zijn wat de kosten zijn. De mensen die aangesteld waren over de voorraden voor de offers en de tienden voor de priesters en Levieten, die wisten heel goed wat de kosten waren voor de dienst van God en de mensen die daarvan moesten leven, maar aan de andere kant, de inkomsten kwamen niet vanuit de regels die er gesteld waren, maar vanuit de blijdschap over de dienst van God. Kijk, dan ben je gelijk uit de hele discussie hoeveel ieder moet geven, want dan ga je geven uit je blijdschap voor wat je ontvangt door de dienst aan God. En als je echt blij bent met wat God je door de dienst aan Hem geeft, dan wil je ook dat dit door blijft gaan en dan kom je vanzelf uit bij je verantwoordelijkheid dat dit ook echt door kan gaan. Genoeg gezegd, geef uit je blijdschap van wat je van God ontvangt in de dienst aan Hem.

Gebed: Heer, bedelaars wilde U niet, niet op straat en niet in de kerk, U vraagt een vrijgevig hart uit blijdschap en zo wil ik ermee om gaan.