De gelovigen aan wie Petrus schrijft, waren gelovigen die het niet makkelijk hadden in die tijd. Daar hebben we al eerder iets van gezien. De laster over de gelovigen was enorm en geloven in Jezus kostte je ook echt wat. Je hoorde er dan eigenlijk niet meer bij en onrecht was misschien wel orde van de dag. En kennelijk was het zelfs nog erger, blijkbaar werden gelovigen letterlijk voor het gerecht gesleept en onterecht aangeklaagd. Als je vers 20 leest dan gaat het over slagen die je krijgt op het moment dat je hebt gezondigd en dat je dan geen roem hebt als je die pijn lijdt. Het tegenovergestelde is dan dus wel waar: Als je ten onrechte slagen krijgt vanwege je geloof, dan levert dat dus wel roem op. Dat is wat Petrus eigenlijk zegt. Het gaat over onterecht lijden en het verdragen voor God.

Het is genade als je omwille van je geloof onrecht wordt aangedaan. Paulus zegt dat natuurlijk ook als hij ergens zegt dat het hem een eer is dat hem om wille van Christus lijden wordt aangedaan. Is het jou een eer als je vanwege je geloof onrecht wordt aangedaan. En misschien raakt dit ons vele malen minder dan de gelovigen in die tijd. Wij komen op dit moment echt nog niet in de gevangenis op het moment dat we voor ons geloof uitkomen. Al zijn er ook andere manieren dat je geloof in Jezus en leven naar Zijn hart, je iets kunt kosten omdat je dan buitenspel wordt gezet op een bepaalde manier. En dat doet pijn! En toch ben je daarvoor geroepen!

Petrus zegt dat we hiertoe geroepen zijn, omdat ook Christus voor ons geleden heeft en Hij ons een voorbeeld nalaat, opdat wij Zijn voetstappen zouden navolgen. In Jezus geloven is ook met Jezus sterven. Dat is dus sterven aan jezelf en niet reageren vanuit je vlees. Ik weet niet hoe jij op onrecht reageert als je dat wordt aangedaan, maar ik neig er naar om wel even het een en ander stevig recht te zetten en ik kom dan soms toch echt wel voor mijn recht op. Maar er zit dus een andere kant aan: Als jou iets wordt aangedaan omdat jij gelooft, dan deel je in het lijden van Christus.

Als er iemand onterecht heeft geleden is het Jezus en als ze Hem uitscholden, schold Hij niet terug, maar Hij bleef liefhebben. En het onrecht dat Hem werd aangedaan liet Hij los en gaf het aan God Die maar moest oordelen. Petrus zegt dus eigenlijk dat we een leven van vergeving en genade moeten leven en het oordeel over moeten laten aan God. Dat betekent echt niet dat je alles maar moet laten gebeuren, maar als jij wordt pijn gedaan en je kunt daarin niets veranderen, aanvaard het als genade van God. Niet genade zoals je genade ontvangt bij vergeving van je zonden, maar genade omdat je ook hierin op Jezus mag lijken. En het onrecht, daar zal God absoluut over rechtspreken. God laat het onrecht dat jou wordt aangedaan niet over Zijn kant gaan, maar voor ons geldt dat we uit haat en wrok blijven. En die tekst over de striemen van Jezus die genezing brengen, die betrekt Petrus hier op onze innerlijke pijn en wonden. De striemen van Jezus waren ook onterecht, maar daarmee is er ook heling en genezing voor jouw innerlijke pijn door onrecht. En door om wille van je geloof te lijden, eer je God en zal Hij recht doen en je genezen.

Gebed: Heer, onrecht dat mij wordt aangedaan vind ik lastig, maar ik wil het aan U geven zodat U zult oordelen en ik zal telkens kiezen om hen te vergeven die mij pijn doen en ik geloof dat U mij zult genezen van mijn pijn.