En als Jezus op de berg alleen is, is het volk nog bezig om te verwerken wat ze hebben meegemaakt. Jezus had uren onderwijs gegeven, zolang de Zijn discipelen Hem aan Zijn jasje trokken en fluisterden: "Meester, stop er nu mee, stuur de mensen terug naar huis, straks zijn de winkels dicht en kunnen ze geen eten meer kopen." Bijna als iets vanzelfsprekends zegt Jezus dan: "Geven jullie hen maar te eten." De discipelen weten niet waar ze het moeten zoeken. En dan uiteindelijk is er een jongetje met een brooddoosje met vijf broodjes en twee vissen.

En wat Jezus doet is waarmaken Wie Hij is. Want Hij gaat het brood breken, nadat Hij het zegende. En Hij bleef maar breken van die vijf broodjes en twee visjes. En dan als iedereen genoeg heeft, dan blijken we twaalf manden over te zijn. Er is overvloed bij Jezus. En soms geloven wij dat onze God een karige God is, maar dat is een leugen. Onze God is een God van overvloed. Want als je verder nadenkt en bedenkt dat de visjes van dit jongetje niet de ham of de kaas op onze boterham is, maar het extraatje in zijn brooddoos. Weet je... die visjes was geen broodbeleg, maar het was eigenlijk de mars in het brooddoosje. Het was het extraatje dat zijn moeder hem had meegegeven. 

Moest Jezus dan ook de extraatjes delen? Brood alleen was toch wel genoeg? Ja, dat was genoeg geweest, maar Jezus verdeelde ook de extraatjes onder het volk. En waar het volk Hem dan gelijk maar koning wilde maken, wilde Jezus alleen maar zeggen: Lieve mensen, Ik ben jullie Zaligmaker en jullie God en Ik wil jullie overvloed geven. Ik ben gekomen om leven en overvloed te geven. Laat dat vandaag maar eens bij je binnenkomen. God is niet karig, God geeft niet net genoeg, God geeft altijd met overvloed en meer dan dat wij op kunnen. Maar durf je dat te geloven? Heel veel gelovigen lopen met de gedachte van een karige God. Maar de liefde van God is meer dan overvloedig. Gods liefde is altijd onbevattelijk veel groter dan dat wat wij nodig hebben.

Gebed: Jezus, ik wil vanaf vandaag nooit meer denken dat U karig bent. Ik wil geloven dat U overvloedig geeft. En dat Uw overvloed meer is dan dat ik op kan. Dank U wel dat U zo rijk en overvloedig uitdeelt.