"Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is." (Efeze 2:19 en 20)

Ja, we waren vreemdelingen en bijwoners en we hadden nergens recht op. Dat was zoals het was vanaf het begin met Abraham, net na Babel. Alleen was dat nodig om de vervulling van Gods belofte voor de Messias nodig te maken. Maar vanaf dat moment dat Jezus er was, was de scheidingsmuur niet meer nodig en daarom sluit Paulus dit hoofdstuk af met de stellige onderstreping dat de gemeenteleden uit Efeze geen vreemdelingen en bijwoners meer zijn. Wij heidenen hangen er niet meer bij.

Het Evangelie heeft nu vrede verkondigd aan hen die dichtbij waren en wij die van verre stonden. En de Deze Ene, hebben zowel wij als Israël de toegang tot de Vader. Ja, door Hem alleen. Dat maakt Paulus wel duidelijk. Want de Joden die niet in Jezus zijn gaan geloven missen dus deze toegang, terwijl ze wel het uitverkoren volk zijn. De toegang is bepaald in Jezus. Maar als we door deze toegang naar binnen zijn gegaan, horen wij ook helemaal erbij, zoals elke Jood die door dezelfde ingang tot de Vader gaat.

En wat maakt deze toegang zo bijzonder? Niet alleen dat we niet langer vreemdelingen en bijwoners zijn, maar dat we medeburgers van de heiligen zijn en huisgenoten van God. We zijn gebouwd op het fundament waar Jezus de hoeksteen van is en waar ook de profeten en apostelen, met hun boodschap van heil onderdeel van zijn. En al die gelovigen bij elkaar verrijzen als ene grote tempel voor God.

En met dat we op dat fundament staan, met dat wij in Christus ons fundament hebben ontvangen, zijn we huisgenoten van God. We leven samen in één huis met God. Wij zijn huisgenoten van de Almachtige God, daar mogen wij wonen. Straks zal dat volmaakt zijn, maar dat is nu al, in het hoofd Christus, helemaal de realiteit. En wie komen we in deze nabijheid van de Almachtige God nog meer tegen? Onze medeburgers, de heiligen.

We hebben hetzelfde burgerschap ontvangen als Abraham, David en Salomo. Al die grote heiligen uit de periode van voor de komst van Jezus zijn onze medebewoners, onze buren in het huis van God dat verrijst op het fundament van Christus. Daar horen wij bij, daarvan zijn wij medeburgers, daar zijn wij huisgenoten. Dat is nu nog wel in geloof, en dat is nu nog met twee benen in de modder van deze wereld, maar dat is wel onze plaats. En tot die tijd dragen we dat Koninkrijk met ons mee en zijn we daar ambassadeurs van. We worden er helemaal onderdeel van zoals stenen onderdeel worden van een huis. 

En in de Geest zien we al wat we zijn en in ons lichaam zullen we straks uiteindelijk opstaan in een volmaakt lichaam om dit helemaal tot de eeuwen eeuwigheid te mogen ervaren. Samen met Gods uitverkoren volk en al de heiligen zullen we de woonplaats van God volmaakt zijn. God zal alles en in allen zijn. Ja, nog groter dan nu, helemaal een met God.

Gebed: Vader, het zijn woorden die nog niet te bevatten zijn. Het is nog te groot om te beseffen een huisgenoot van U te zijn. Ik kan er nog niet bij wat ik zijn zal, maar door geloof wil ik het helemaal aanvaarden!

Tags: